Interview Walter Renier

Wie is Walter Renier ?

Dokter Walter Renier is huisarts geworden omdat hij van kindsbeen af al rondliep in een ziekenhuis waar zijn moeder na een administratieve functie was doorgegroeid tot directrice. “Ik koos specifiek voor huisarts alhoewel ik een functie ambieerde als chirurg. In mijn opleidingsperiode kon men zich als huisarts ook moeilijker specialiseren dan nu heden ten dagen.”

“In mijn functie van voorzitter van de wachtdienst van huisartsen kwam ik vaak urgenties tegen, waardoor ik in contact kwam met enkele eminente specialisten in de urgentiegeneeskunde in Brussel waaronder Prof. Dr. Luc Corne en Prof. Dr. Marc Sabbe van het UZ Leuven.”

“Via de toenmalige Vlaamse Huisartsenkring, nu Domus Medica, leerde ik Leo Bosschaert, Emeritus Professor Universiteit van Antwerpen, kennen en hebben we de Belgische Reanimatieraad (BRC) gesticht in 1999. Zodoende ben ik dus één van de stichters van de BRC. Nadien was het een logisch gevolg om ook binnen de Europese Reanimatieraad actief te zijn en ben ik er opgeklommen tot cursusdirecteur. Sinds enige jaren ben ik met enige trots de bezieler achter de Europese Kinderreanimatie (EPBLS).”

 

Zijn er enkele opmerkelijke ervaringen binnen het ERC of BRC ?

“De huidige voorzitter van het ERC, Koen Monsieurs, vroeg me ooit om een cursus te gaan geven in Moskou. Ik gaf er toen de allereerste cursus Basic Life Support (BLS). Sindsdien ben ik nog steeds lid van de Education & Sience committee.”

 

Mogen we zeggen dat het ontstaan of de werking van het ERC zijn basis heeft in België ?

“Eigenlijk wel. Als er nieuwe richtlijnen komen zijn deze vaak een voortvloeisel uit voorstellen die ik ooit gedaan heb. Op het gebied informatie en foto’s ben ik zeer conservatief aangelegd en bewaar alles. Ik stel dan ook mijn bibliotheek graag ter beschikking om de werking van het ERC en de BRC te ondersteunen.

Leo Bossaert is begonnen met het ERC begin 1990. Vrij vlug kwam men op het idee om elk land een eigen autonomie te geven. De BRC was één van de eerste die actief deelnam aan de opstart van het Europese verhaal. Spanje en Nederland gingen ons nog voor. Zodoende was ik dus de uitverkorene om mee in dit project te stappen omdat men er ook huisartsen wilde bij betrekken.”

 

Wij als Safety Expertise gaan het ERC certificaat BLS standaard invoeren in onze opleidingen. Is dat een goede aanvulling op bestaande opleidingen in België ?

“Ja inderdaad. Het tijdig herkennen van een hartprobleem en het alarmeren van de hulpdiensten is en blijft één van de belangrijkste schakels. Daar maakt Safety Expertise op het vlak van educatie zeker een belangrijk deel van uit en komt de kans op overleven van een slachtoffer ten goede.

De omstaanders zijn de mensen die het slachtoffer redden , de hulpdiensten komen ter plaatse om de slachtoffers te helpen redden. Stel dat we enkel zouden rekenen op de tussenkomst van de hulpdiensten komen we nooit boven de 10% overlevingskans na een hartstilstand.

Het is de bedoeling van het ERC en de BRC om de wetenschap in de bestaande opleidingen te implementeren. Vandaar zijn er nu nieuwe richtlijnen rond reanimatie om op deze manier de kwaliteit van reanimaties te verbeteren, niet alleen in België maar ook in heel Europa. Wat ook belangrijk is om een homogeen geheel te maken van opleidingen rond reanimatie. Zo is er een rechte lijn te trekken in de opleidingen en kan men dit ook wetenschappelijk beter opvolgen en onderzoeken. Wat dan weer aangewend kan worden in de toekomst om de richtlijnen te blijven verbeteren.

Het feit dat we nu nieuwe richtlijnen hebben komt door het continue wetenschappelijke onderzoek in vele Europese landen. Om de kwaliteit van data te verbeteren is het echt noodzakelijk dat we allemaal dezelfde richtlijnen volgen. “

 

Hoe verloopt die informatie vergaring rond reanimaties ?

“In België worden alle reanimaties (anoniem) geregistreerd. Zeer recent is gebleken dat het beademen van een slachtoffer een betere afloop geeft dan slachtoffers die geen beademing kregen. Maar momenteel is de datapool niet bijzonder groot doordat we te weinig gegevens binnen krijgen. Slechts enkele landen werken mee om deze data samen te brengen.

De nieuwe type AED’s bieden hierin heel wat ondersteuning. Zo kunnen we met die toestellen bekijken wat de kwaliteit van de compressies en de beademingen was. Op die mannie kunnen we dan ook bekijken welk slachtoffer er reeds beademt is geweest voor dat de hulpdiensten ter plaatse waren.”

 

Waarom zijn er landen waar de overlevingskans bij een OHCA beduidend hoger ligt ?

(OHCA = Out of hospital cardiac arrest)

“Een studie in 2020 heeft aangetoond dat we in België nu op 11% overlevingskans staan, wetende dat we van 7 à 8 % komen. In België zijn we verplicht om gebruik te maken van de vrijwillige omstaanders die op het moment van een incident in de buurt zijn en op de hoogte zijn en willen helpen. Vele kijken toe en durven niets doen. Slechts een 40% van de slachtoffers worden door omstaanders gereanimeerd.

In Nederland worden er burgerhulpverleners opgeroepen om te starten met reanimatie en een AED te gebruiken waardoor de overlevingskans stijgt. Hoe vlugger de eerste shock gegeven kan worden hoe beter. Momenteel zitten ze aan 23 %. (hartstichting.nl)

De beste resultaten zien we in Kopenhagen. Prof. Dr. Freddy Lippert heeft ooit onderzocht of het inzetten van opgeleide omstaanders een positief effect heeft op de overleving van slachtoffers. En wat blijkt ? Ze hebben de hoogste graad van overleving bij een OHCA ten opzichte van de andere landen.

Zwitserland heeft bijna even goede cijfers als Nederland.

In België vinden we niet voldoende vrijwilligers en gebruiken vele mensen de privacy wetgeving om omstaanders geen toestemming te verlenen om bij hen thuis binnen te komen om te starten met reanimatie. 75% van de hartstilstanden gebeuren niet op publieke plaatsen. 25% van de hartstilstanden die dan wel op publieke plaatsen gebeuren maken een grotere kans op overleving. Als we in deze problematiek geen verandering brengen gaan we nooit een stijging in de overleving kunnen bekomen.

We proberen hierin verandering te brengen met een applicatie. Evapp , www.evapp.be, is daar een voorbeeld van.

Als we van de overheid zouden kunnen bekomen om een centraal registratiesysteem te maken waar alle AED’s op zichtbaar zijn is dat al een stap in de goede richting. Maar door de eigenheid van de fabrikanten en verkopers van AED’s komt deze informatie niet samen.

We gaan hiervoor moeten samenwerken met alle betrokken partijen. We mogen niet vergeten dat het slachtoffer het belangrijkste is in dit verhaal.”

 

Zijn scholen niet de ideale plaats om een opleiding reanimatie te voorzien ?

“In de eindtermen van het onderwijs is een reanimatieopleiding reeds opgenomen.

Hilde Crevits heeft ooit ,als minister van onderwijs,  beslist om minstens 2 x 2 uur opleiding reanimatie te geven aan +12 jarigen. In Franstalig België is het iets hoger en ligt het op 3 x 2 uur opleiding.

Er is hierin nog veel werk te verrichten. Een progressief plan gedurende de schoolloopbaan van leerlingen zou een goede stap zijn. De schooldirecties en inspectie is nog steeds niet overtuigd van het belang van deze opleiding.

Het ERC is het van overtuigd dat het stapsgewijs aanleren van de procedures zeer gunstig is in de kennis van reanimatie. Het is en blijft een stressvolle situatie en daar kan een kennis van de juiste stappen belangrijk zijn.”

 

Wat brengt de toekomst ons op gebied van reanimatie en AED ?

“De AED van de toekomst zal na het aanbrengen van de electroden analyseren terwijl we compressies geven. De huidige toestellen staan niet toe dat het slachtoffer aangeraakt word tijdens de analyse. Dus we hopen en geloven dat dat de kwaliteit van de reanimatie zal stijgen als de AED een continue monitoring doet van de hartwerking tijdens de reanimatie.

Tijdens mijn doctoraatsstudie ,waar ik momenteel mee bezig ben, ben ik aan het onderzoeken om in de huisartsengeneeskunde meer technologie te implementeren. Het betreft een monitor die iets groter is dan een GSM.

Het is belangrijk om te weten bij het monitoren wat er op het moment zelf gebeurt maar ook wat er reeds gebeurt is en er is momenteel een gebrek aan toestellen die dit kunnen.

Onze GSM zal een nog belangrijkere plaats gaan innemen in de toekomst op vlak van hulpverlening en geneeskunde. We hebben hiervoor sterkere baterijen nodig om met een gsm een schok te kunnen geven omdat we toch minstens 150 joules nodig hebben.

Bij alle acute en zware urgenties is het belangrijk om te weten wat er gebeurde ‘voor’ de hulpdiensten ter plaatse aankwamen. Momenteel hebben we daar te weinig data van die we absoluut zouden kunnen gebruiken om de zorg voor het slachtoffer te verbeteren. Huisartsen zijn hierin ook zeer belangrijk.”

Onze Partners